Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Opa.

Mijn pa, jou opa of groot opa. Zo oud, dat het leven bijna ophoud. Vandaag is hij goed, morgen gaat het hem slecht. Eigenlijk heeft hij het wel gezien. Ik denk dat hij in wilt slapen misschien. Maar dan pakt hij mijn tweede stuk taart, en dan denk je, dat was nooit zo zijn aard We genieten dat hij nu weer eet. Het was lange tijd anders zoals je wel weet Zij verzorgt hem met liefde zogoed als het kan. Wat een gelukt voor deze man.
Recente posts

Luchten.

Aangeharkte wolken hangen onder een koud blauwe hemel. Vogels vliegen doelbewust naar een onbekende bestemming. Strepen van langs gekomen vliegtuigen vervagen van zuid naar noord. Waarheen, waarvan. De zon kleurt de wolken zilverwit.

Gasten.

We zitten aan tafel. Vrienden erbij. Mijn vrouw in de keuken. Waarlijk een kei. Dit eten dat krijg je in geen enkel restaurant. Het zal niet lang duren dan komt ze in de krant.

Nacht.

Ik lig in bed, mijn hersens malen. Ik lig in bed, gedachten dwalen. Ik lig in bed, besluiteloos. Zo lig ik al een hele poos. Opstaan? Blijf toch liggen. Radio aan, nee toch maar uit. Gedachten gaan van hak op tak. Van alles komt en gaat met gemak. Verwijt, verlangen, afgedaan. Aan de hemel waakt de maan. En dan ruik ik koffie en wordt wakker, alles is weer voor de bakker.

Somber.

Somber, nat triest, glad / wegen blinken in het maanlicht. Druilerig dralen auto’s door het zwart / verlangen naar warmte / in het hart. Dicht gesloten, rijden alle onverdroten / over wegen nat als sloten.

Helder.

Helder staat de maan aan de nachtgrijze hemel. Contouren tekenen zich af boven het zacht glooiend landschap, vaag herkenbaar in de late avond. Het is mooi buiten. Fris, droog helder, uitnodigend. Een enkele wolk als een lichte veeg in het egaal en oneindig grijs. Grijs in alle tinten. Donkergrijs het landschap. Zwartgrijs, bomen en boerderijen. Middengrijs de lucht boven de horizon. Witgrijs geverfde vegen van wolken. Stilte en pracht overal om me heen.

Het is herfst.

Buiten in het nog nagloeiende licht van de prachtige zomer, glanzen de kleuren nat. De roep; kom naar buiten, kom, straalt me tegemoet. Het licht hangt laag tussen de bomen. De oranje en gele kleuren gaan het groen beheersen. Enkele kale takken priemen omhoog. Het zijn de voorboden van een waas van kant, dat velden en wegen zal gaan omzomen. Ik zit hier met mijn koffie en geniet. Bij zoveel schoonheid, een onbewust gebed van dank!

Kitsch!

Het water glanst, zwart donker, diep. De wind rimpelt de bomen die spiegelen in het oppervlak. Vissers zitten aan de kant. Staren voor zich uit. Warmen zich in de zon. Dromen zonder een geluid. Ik wou dat ik zo vissen kon.

Voorjaar?

Wit, weids, besneeuwd, helder blinkend en flonkerend in het zonlicht. Een landschap, een lucht, gevuld met winterzon en voorjaarsgeluid. Heldere stilte en toch vogel die zingend het voorjaar proeven. Groene knoppen in de sneeuw, bloemen op een witte achtergrond. Warm gekleed, kraag omhoog, handen diep in de zakken, stappen we over krakende velden en paden, verheugen ons over dit mooie land, verlangen naar koffie.

Bos

Koud bevroren maanlicht straal door de takken die, met een zwart silhouet, de hemel in puzzelstukken knippen. Koud bevroren bladeren knisperen onder mijn voeten op het mos dat de bosgrond bedekt. Koud bevroren takken glinsteren wit berijpt met duizenden naalden in het kille licht. Ik huiver van genot en hunker naar het warm stralend vuur.

Ingelkes.

Ick zit en kiek noa boete. De buim verreure zich neet. De kleure zien prachtig. Klein ingelkes vleege op en neer. Ze hebbe t drök met schildere van alle blaaier. Alles waat greun waar, wuerd now geel broen roeed. De alde bank blink naat.

Moeij

‘T is moeij boete, de zon stroalde euver de roeje buim, eine veur ein leete die eur blaajer valle. Kinder laupe schloffend door de gööt en schoppe ene berg met blaajer veur zich oet. De jasse los de hoar doorein, geneete ze van dit herfsfestijn.

Kleine muuskes.

Kleine muuskes zeuke ’n goot onderkomme veur de dreigende winter. Ze halde t wal veur gezeen boete. Ze zien neet te vinde, maar eur keutelkes verroaje det ze dr gewees zien. Loat noets wat te aete ligge boete. Veur det se t wits kommen snachs de muuskes um det op te aete. Muuskes kinne auck gans good klimme en knage. Det doan ze zoe lank bis ze erges ein gaetje gemak hebbe woa ze doorheer kinne kroepe um lekkere dinger te staele, veural kies vinde die hiel lekker.

Grieës.

Gries grau goor. Dreuvig naat kriete de buim um t verlees van eur greun geel roeie pruuke. Ze stare veur zich oet. Gen vrintelik wuive kin der vanaaf. Nog gisteren ruusde eur roeie rocke, wiegelend in de zonneglans. Now treure de buim in n riej langs weeg en paad. Ze zien zoe naat.

Het is 2020

Het is 2020 Mieke en Jos hadden zich ontmoet in het voorjaar 2020 op een festival. Het klikten meteen tussen die twee en niet lang daarna was Jos door de knieën gegaan en had Mieke gevraagde ”Wil je met me trouwen” waarop Mieke hem om de nek vloog en ja zei. Jos was ZZP’er en had een timmer- en klussenbedrijf. Mieke was een leuk, vlot bijdehand, jong ding. Ja ze hielden veel van elkaar. Na een paar maandjes voelde Mieke zich niet lekker en vertelde dat aan haar vriendin Anne dat ze ongerust was vanwege de besmettelijke ziekte die heerste. Anne keek Mieke eens diep in de ogen en zag een liefdevolle twinkeling. Mieke ben je misschien zwanger, vroeg ze? Mieke was bang en blij tegelijk. Oh wat zal Jos daarvan vinden, daarvan zeggen? Nu dat viel niet tegen Jos pakte haar gezicht in zijn handen kuste en knuffelde haar en zei wanneer gaan we trouwen? Jos zijn timmerbedrijf liep zo goed dat ze geen zorgen hoefden te hebben. Ik ga gewoon ons eigen huis bouwen, sprak Jos. Ze gingen samen naar

Mieren.

Joren en Niels, weten jullie nog wat dat zijn miertjes? Miertjes zijn kleine kriebelbeestjes die heel hard werken. Als je met warm weer in de tuin gaat zoeken vind je vast wel ergens een paar mieren. Als je dan goed oplet zie je er altijd nog veel meer. Want mieren wonen altijd met wel honderdduizend bij elkaar. Omdat mieren zo klein zijn, moeten ze altijd met heel veel bij elkaar wonen, want alleen zijn ze nooit veilig. Samen zijn ze best heel sterk. De mieren hebben allemaal een eigen werk, een eigen taak. Sommige mieren gaan eten halen andere mieren moeten steeds het bos of de tuin opruimen, er zijn mieren die net als papa soms, ook soldaat zijn. Er zijn mieren die straten maken of nieuw eten zoeken en er zijn mieren die alleen maar hoeven te poetsen. Maar er zijn geen mieren die de was doen of strijken want mieren lopen altijd in hun blootje. Wel zijn ze allemaal bezig om een steeds groter huis te bouwen. De mieren in